Willyberger.reismee.nl

We are not hippies, we are happies.

We zijn geen hippies, we zijn gelukkigen. Een slogan die de atmosfeer in Valparaiso (Chili) fantastisch samenvatte. Chili ligt alweer achter me, nog precies 1 maand en 2 dagen en ik vlieg weer terug naar Europa. Het gaat snel.

Chili was een prachtig land, met zijn 4300 km lengte van Noord naar Zuid en een Maximale breedte van 350 km kan het niet anders dan een enorm divers land zijn. Economisch is het tevens het welvarendste land van Zuid-Amerika.

Ik was Chili binnengekomen via Ushuaia en het Chileense Patagonië, officieel de provincie Maghelanes. Een streek die, hoewel de breedtegraad dezelfde is als België eerder een subpolair klimaat heeft, grote ijsvelden, ongerepte woeste natuur en bijna geen bomen. Het Zuidelijke deel is zo smal en zodanig ingesneden door fjorden (tot 12 000 jaar geleden lag het gehele zuiden onder een honderden meters dikke ijskap) dat er zelfs geen wegen naar het Noorden zijn. Zuid Chili kan je over land enkel bereiken via Argentinië, ofwel via het afgelegen Ushuaia ofwel via het eveneens zeer afgelegen El Calafate. Als je terug naar de rest van de bewoonde wereld wil is El Calafate de enige optie, zes uur bus en dan ben je 28 uur bus (in het beste geval, de bus op de “Ruta 40” rijdt niet dagelijks en in de winter (juni tot november) al helemaal niet) verwijderd van Bariloche. Vanaf Bariloche is de bewoonde wereld bereikbaar op goed 12 uur. (18 uur tot Buenos Aires).

Gezien ik Argentinië al bezocht had en ik tussenvluchten op mijn reizen zo veel mogelijk probeer te vermijden ben ik met het enige alternatief om het Noorden te bereiken, de Navimag ferry van Puerto Natales naar Puerto Montt gereisd. Na een 3 daagse trekking door het overweldigend mooie Nationale park Torres del Paine. Een reis van 4 nachten, de eerste nacht sliepen we aan boord in de haven van Puerto Natales om dan 's ochtends vroeg op 1 december uit te varen. Middernacht van 3 op 4 december meerden we dan aan in Puerto Montt waar we wel op de boot mochten blijven slapen en ontbijten om dan 's ochtends 4 december mijn reis voort te zetten.

De reis door de Zuid Chileense fjorden was indrukwekkend mooi. Wat ik uit het oog verloren had was dat je met 3 dagen varen van het Zuiden naar het Noorden wel enkele breedtegraden opschuift. Ik stond dus 's ochtends in mijn veel te warme winterkleren in het zonnige Puerto Montt. Gezien deze havenstad niet veel te bieden had ben ik dan nog doorgereisd naar Puerto Varas in de merenstreek met de mooie meren Llanquihue en Lagos del Todos Santos en de vele vulkanen waarvan de Osorno de meest bekende is. De tijd die ik moest wachten op de nachtbus naar Santiago heb ik hier op een aangename manier kunnen doorbrengen met een busrit door de streek en een boottochtje op het Lago de Todos Santos aan de voet van de Osorno vulkaan.

Mijn volgende stopplaats, Santiago de hoofdstad is een metropolis van 5,5 miljoen inwoners, meer dan 1/3 van het totale inwonersaantal van Chili. Het was een aangename moderne stad waar ik een hele dag gewandeld heb door de parken en de verschillende wijken van het centrale gedeelte van de metropool die zich, bijna vergelijkbaar met Los Angeles over een grote vallei eindeloos lijkt uit te strekken. De prachtige muurschilderingen zijn me het best bijgebleven.

Valparaiso is waarschijnlijk de mooist gelegen stad in Chili, de stad straalt een Bohemien gevoel uit, is gebouwd op door steile valleien ingesneden heuvels. De pittoreske “acensores” geven het geheel een heel eigen karakter. De huizen “plakken”werkelijk overal tegen de heuvels. Een droom van een stad om in te wandelen (als je er niet tegen op ziet om veel bergop-bergaf te gaan ten minste). De stad van de “happies”dus en ik heb er enkele zeer aangename dagen doorgebracht.

Waarna er weer eens een busreis van ongeveer 23 uur (onmiddellijk gevolgd door een busreis van 2½ uur) op het programma stond. Om aan de komen in een totaal ander landschap, de Atacama woestijn. Mijn verblijfplaats hier was San Pedro de Atacama, een oase, relatief laag gelegen op 2300 meter boven de zeespiegel. Van hieruit heb ik eerst enkele uitstappen gedaan in het Chileense gedeelte van de Atacama woestijn, met zijn geisers, zoutmeren, hooggelegen bergmeren, Canyons, grote Cacteeën,flamingo's, Vicunias (wilde Lama's kleiner dan de Guanaco's te vergelijken met de gedomesticeerde Alpacas). Een indrukwekkend vulkanisch landschap waar de hoogvlakte (Altiplano) boven de 4000 meter ligt en waar de hoogste vulkaan 6700 meter hoog is, vulkanen van 5600 meter hoog kan je er onder begeleiding binnen een dag beklimmen (je wordt dan per auto naar 4900 meter gebracht en volgens de reclame van het reisbureau is het een “makkie”.) De foto's volgen nog.

Op 12 december ben ik dan vanuit San Pedro de Atacama vertrokken op een driedaagse safari per toyota landcruiser naar Bolivië om via de Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Abaroa; Spanish acronym: REA . naar Uyuni en Potosi door te reizen. Maar hierover hoort U meer in een volgend verslag.

Presidentsverkiezing

Vandaag dus. Hier in Argentinië. Ik kan niet zeggen dat ik het allemaal erg gevolgd heb of dat het me boeit. De Argentijnen hebben vandaag de keuze tussen de burgemeester van Buenos Aires Macri, kandidaat van centrum rechts en de gouverneur van de provincie Buenos Aires Scioli, de kandidaat van centrum links (perronist) en bondgenoot van Kristina Fernandez de Kirchner (de zittende president). Volgens de peilingen zal Macri het winnen. Morgen weten we het. Ik zal er niet van wakker liggen.

Ik had het stukje eerst “verloren reisdag” willen noemen. Want zo voelt vandaag eigenlijk nog het meest. Na het bezoek aan de Perito Moreno gletsjer gisteren rest me in Argentinië alleen nog Ushuaia. Maar van El Calafate (het toeristische stadje dat zijn naam dankt aan een veenbesachtige bes, de calafate en als uitvalsbasis dient voor bezoeken aan de wereldberoemde gletsjer) raak je dus niet op een dag in Ushuaia. Tenzij je om 03h30 in de nacht vertrekt. Dat is dan ook een verloren dag. Vanochtend dus rustig opgestaan en ontbeten. Daarna de foto's opgeladen en om 11h30 de bus genomen naar Rio Gallegos en hier rond 16h00 aangekomen. Lummelen in El Calafate dus en in Rio Gallegos is ook niet veel te beleven. Op de website van de argentina.com wordt de stad aangeprezen als een “distibutiecentrum” voor toeristen onderweg naar El Calafate of Ushuaia. Al lag er wel een toeristische dienst (gesloten op zondag – verkiezingsdag) in een gebouw in Victoriaanse bouwstijl. Ik heb een wandeling door de stad gemaakt, erg boeiend was het allemaal niet. Het is voornamelijk de havenstad waarlangs wol, vlees en huiden van schapen worden geëxporteerd, evenals een oliestad. Door de olie is de bevolking op 10 jaar van 80 000 naar 100 000 gestegen. De Kirchner dynastie was van hier. Nestor Kirchner (echtgenoot van de huidige en zelf de vorige president)was hier gouverneur en ligt hier begraven. Het toeval wil dat ik hier net aankom op de dag dat de dynastie de macht (waarschijnlijk) verliest.

Een verloren reisdag dus. Tijd om eens terug te blikken op mijn reis tot nu toe. Argentinië zit er vrijwel op. Nog een reisdag per bus (en ferry over de Straat van Maggellaan) naar Vuurland en de “Zuidelijkste stad ter wereld”, Ushuaia aan een andere doorgang tussen Atlantische en Stille Oceaan, het Beagle (de boot van Darwin neem ik aan) kanaal. Dat er aan de overkant van het Beagle kanaal (ten zuiden dus) nog een Chileens dorp ligt met de Naam Puerto William wordt door de toeristische dienst van Ushuaia voor het gemak vergeten. Dat “Zuidelijkste bewoonde punt ter wereld” kan de vergelijking met het Noordelijk halfrond niet doorstaan, Ushuaia ligt op 54,8 graden Zuiderbreedte en geldt als een sub-arctisch, laatse bewoonde punt voor de Zuidpool. Op het Nooordelijk Halfrond ben je dan nog in Noordduitsland, tussen Kiel (54,3 graden) en de Deense grens. Het zeewater is hier aanzienlijk kouder.

Ik ben in redelijk vlot tempo van Noord naar Zuid door Argentinië getrokken en op de 17 dagen dat ik hier ben heb ik een en ander gezien. Begonnen in Buenos Aires, na een saaie vlucht (als ik voor mijn werk mensen op de luchthaven afzet wens ik hen altijd een zeer saaie vlucht toe, die zijn zeker in deze tijden te verkiezen boven “opwindende, spannende” vluchten) vanuit Amsterdam via Madrid . Na een spotgoekope transfer met de lokale bus (het duurde dan wel 2 uur ipv de gebruikelijke 40 min met een airport shuttel) had ik al een mooi zicht op de voorsteden van Buenos Aires. Een heel interessante stad waar ik op een uiterst aangename manier kennis maakte met AirBNB en voor 9€ per nacht een kamertje vond vlakbij het Congreso, het Argentijnse parlement.

Het was lente in Buenos Aires en ik heb er 2 dagen niets anders gedaan dan gewandeld door de verschilldende stadsbuurten. Daarna per vliegtuig naar het uiterste Noorden, waar een stukje Argentinië uitsteekt tussen Paraguay en Brazilië en waar zich wellicht de indrukwekkenste watervallen ter wereld bevinden. In een tropisch klimaat. Na een blitzbezoek aan de watervallen per bus de ruim 2600 km terug via Buenos Aires en een overstap naar Puerto Madryn en de walvissen. Een onvergetelijke evervaring, de walvissen. (De busreis mocht er ook zijn met tot bedden verstelbare bussiness class zitjes) .

Het Valdez schiereiland bulkte van het wild, zowel in zee, aan het strand als op het land. De laatste dag in Puerto Madryn een fiets gehuurd en (ervaren reiziger die ik ben) zonder water mee te nemen 18 km noordelijker gefietst naar een strand (zonder 1 enkele winkel) waar de Walvissen tot aan strand komen zwemmen. Gezien ik er toch een flesje water kon schooien van een groep toeristen dan nog 8 km verder gefietst tot een kaap met mooi uitzicht op de walvisbaai en dan door de middaghitte de 26 km terug over een stoffige grindweg naar Puerto Madryn. Die avond zat ik in mijn guesthouse (van een Franse eigenaar) op de nachtbus naar Bariloche te wachten als het verschikkelijke nieuws uit Parijs ons bereikte.

Met de nachtbus 1000 km verder , naar het (Noord)Westen deze keer voor mijn eerste kennismaking met de Andes in het Argentijnse ski paradijs San Carlos de Bariloche. Hier had ik voorlopig mijn laatste privékamer, ook geboekt met Airbnb, tot Santiago is het allemaal gedeelde accomodatie. In Bariloche ben ik de eerste dag met een veel te dure huurfiets het Circuito Chico gaan fietsen, de volgende dag te voet naar de top van de Cerro Otto en de verder gelegen “Habsburg rots”, het is een dagwandeling geworden.

Een leuke anekdote nog hierbij, De gletsjer, een nationaal park en het dorpje Perito Moreno danken hun naam aan Fernandez Moreno. Perito betekent “specialist” en was de bijnaam van geograaf/geoloog Fernandez Moreno. Hij was zeer belangrijk voor het vastleggen van de grens tussen Argentinië en Chili na de onafhankelijkheid begin 19de eeuw. Dat Argentinië zo'n groot deel van Patagonië controleert dankt het voor een vooral aan deze man. Een grensverdrag uit 1881 stipuleerde de hoogste Pieken van de Andes die als waterscheiding dienden. Op dat moment was Patagonië nog “Terra Incognito”.

Vooral in het Zuiden was de waterscheiding niet altijd duidelijk. Perito Moreno argumenteerde dat veel stromen die naar de Stille Oceaan afvloeiden door Morenen afgedamde gletsjermeren waren die eigenlijk tot het Atlantisch bekken behoorde. Dit bezorgde de Argentijnen heel wat extra land in Patagonië. Er gaat ook een verhaal dat hij met schop en houweel beken omlegde om ze van richting Stille Oceaan naar de Atlantische om te leiden. Als dank werd een stad, een nationaal park en een gletjser (die hij nooit gezien heeft) naar Perito Moreno genoemd. De Argentijnse overheid hield het echter niet bij symbolische beloningen en schonk hem ook een stukje land voor een boerderij van . Perito Moreno besloot 70km² (boerderijen vallen hier in Argentinië iets groter uit dan in Vlaanderen)van dit land rond het Nahuel Huapi (in de locale indiaanse taal “jaguar eiland” )terug te schenken aan de staat als Nationaal park. In 1934 werd Nahuel Huapi, ondertussen 7 000 km²,samen met Iguazu het eerste Argentijnse Nationale park.

Vanjuit Bariloche dan na wat zoeken een bus gevonden die de historische (en bijna legendarische) Ruta 40 door het Patagonische binnenland volgde van Bariloche naar El Chalten. 23 uur bus voor goed 1450 km. Een prachtige ervaring met unieke landschappen onderweg. In El Chalten heb ik twee prachtige trekkings gemaakt. Eentje naar Cerro Torre en het bijhorende gletsjermeer en eentje naar Cerro Fitzroy en het Lago de los Tres met een erg steile eindklim, 750 hoogtemeters op minder dan 2 km. Maar buitengewoon mooi ook al was het weer de tweede dag niet ideaal.

Gisteren dan in ideale weersomstandigheden de wereldberoemde Perito Moreno gletsjer bezocht. De foto's van mijn avonturen staan al een tijdje op FB en reismee. En hiermee zit ook de verloren reisdag, evenals de presidentsverkiezingen er op. Macri heeft met ruim verschil gewonnen.

Halfweg


Gisteren, 14 November zijn we, na een beetje een rotdag, aangekomen in Jinja, Oeganda, aan de bronnen van de Witte Nijl. Helemaal in het begin van de reis hebben we Bahir Dar bezocht met Lake Tana en de Watervallen van de Blauwe Nijl. Ze vloeien samen in Karthoum, Soedan. Een land dat in de Amerikaanse top 10 van staat van landen die het terrorisme sponseren. Dit soort landen stata niet direct in de top van mijn prioriteiten lijstje van te bezoeken landen. Ik wacht wel even tot ik een Deens paspoort heb om Soedan of andere door radicale moslims bestuurde landen te bezoeken. Dan moeten ze natuurlijk wel eerst de boycot tegen Lego staken. (Zie het betreffende filmpje op U-tube) (Hier de link : http://www.youtube.com/watch?v=YcqsfH7-dao)


Maar zoals gewoonlijk dwaal ik af. Gisteren dus Oeganda bereikt, na Ethiopië en Kenia het derde land in Afrika. Tanzania, Zambia, een héél klein stukje Namibië, Botswana en Zuid-Afrika volgen hopelijk nog. In tijd zijn we halfweg in Afrika. We zijn op 4 oktober vertrokken en op 27 december vlieg ik van Johannesburg naar Bangkok. Al naargelang je de start/einddagen wel/niet/half meetelt 83-85 dagen. Gisteren was dag 42, dus vandaag zijn we halfweg. Zoals de mensen uit het onderwijs kunnen beamen, eens halfweg gaat het snel.


Gisteren was een beetje een rotdag. Zowel de laatste etappe in Ethiopië als de laatste etappe in Kenia werden we in het ootje genomen. De personen die we tegenkwamen waren nogal onbetrouwbaar, meestal heb ik daar een goede neus voor, in Konso, Ethiopië nam onze gids, die ons aangeraden was door 2 Spaanse toeristen, vrolijk overal een commissie van zo'n 100%. Nu, dat kosste wat geld, maar we verloren er niet te veel tijd door. Kenia zat om andere redenen tegen. De minibusjes vertrekken hier als ze vol zijn (14 passagiers + chauffeur in een standaard Toyota minibusje.) Als je dan geluk hebt stoppen ze onderweg niet meer om nog meer passagiers bij te laden. Het maximum dat ik geteld heb was 21 passagiers, chauffeur en kaartjesverkoper in een minibusje. En dan hadden wij nog, zoals gewoonlijk 3 stoelen betaald, 1 voor mij, 1 voor Fred, en 1 voor onze 2 rugzakken.

Het probleem met de minibusjes is dus dat ze pas vertrekken als ze vol zijn. Meestal 45 minuten tot 1 uur wachten. Gisteren waren we, wegens een lange dag, reeds voor 7 uur 's ochtends bij de minibusstand. Zoals nog 5 andere passagiers. Om 8.35 ten slotte waren er genoeg mensen (14) om te vertrekken. Dan moeten ze nog gaan tanken, hebben ze meestal op voorhand niet aan gedacht of geen geld voor. Bij de 1ste benzinepomp bleken ze alleen nog diesel te hebben. Bij de volgende 3 ook. De Afrikanen zetten dan geen bordje langs de weg met “benzine uitverkocht, alleen nog Diesel”. Neen, ze laten je eerst tot bij de pomp rijden, de assistenten (zelfbediening bestaat hier nog niet) laten de auto netjes voorrijden, de chauffeur uitstappen om hem dan te vertellen dat de benzine op is. Ik vreesde al dat we, als we toch een pomp vonden met benzine die al in de verte te herkennen zou zijn aan de ellenlange wachtrijen. Maar hoewel bij de 5de pomp niemand stond aan te schuiven hadden ze toch benzine. Je zou verwachten dat de chauffeur dan de bak volgooit, “Just in case” maar neen hoor, 18,45 liter, juist genoeg voor de rit.


Dat was al een slecht voorteken want de minibus operator had ons tickets verkocht tot aan de grens in Malaba met de stellige verzekering dat de minibus tot daar zou verder rijden. 18 liter was slechts genoeg tot de volgende grote stad, Eldoret. Na dus 1 uur later dan gehoopt vertrokken te zijn (na 09.00 uur) betekende dit dus in het beste geval in Eldoret in het zelfde minibusje wachten tot de passagier die daar uitstapten (waarschijnlijk iedereen behalve wij 2) vervangen waren door andere passagiers, in het slechtste geval daar overstappen in een ander minibusje. Het werd dus nog slechter dan het slechtste geval, het bleek dat de operator in Nakuru waar we opgestapt waren ons in Eldoret gewoon doorverkocht aan een andere operator om ons verder te brengen. Vanzelfsprekend aan de goedkoopste, die dus ook niet tot Malaba ging. Om een lang verhaal kort te maken. We zijn nog 3 keer moeten overstappen elke keer met vrij veel tijdsverlies. Bovendien waren het “omnibusjes” die te pas en te onpas onderweg stopten om passagiers bij te laden (20 personen in een minibus wil niet zeggen dat je niet stopt om er nog bij te laden.) De laatste overstap zaten er nog helemaal geen passagiers in het wachtende busje en wegens al 2 uur verloren onderweg hebben we daar noodgedwongen al de resterende plaatsen opgekocht om toch maar te kunnen vertrekken. Rond 16.30 ipv 13.30-14.00 waren we dan ten slotte aan de grens. Er stond niemand aan te schuiven bij de immigratie. Tegen dat we ons inreis kaart hadden ingevuld stond er plots een rij van 10 wachtenden voor ons. Gelukkig voor het grootste deel Oegandezen, die krijgen 2 stempels op hun papier en zijn binnen de minuut geholpen. Om 17.20 hadden we dan eindelijk en minibusje naar Jinja, 185 km en 2 ½ uur verder. Het was ruim 20.30 eer we aan het hotel aankwamen. Gelukkig had de goede man mijn reservatie aangehouden en was er nog plaats voor ons. Maar al bij al niet zo'n goede dag dus.


Ondertussen hebben we dus Ethiopië en Kenia achter ons gelaten. Twee Afrikaanse landen in volle ontwikkeling. Er zijn wel grote verschillen. In Ethiopië tussen het Noorden en het Centrum/Zuiden. Het Noorden is overwegend Ethiopisch (koptisch) christen met toch wel in elk dorp een moslim minderheid. Het Noorden is ook armer dan het overwegend Islamistische Zuiden.

De dominante stammen in het Noorden zijn de Amharic die de Amharische taal en alfabet tot Nationale eenheidstaal hebben doorgedrukt. In het Uiterste Noorden vind je dan de Tigray, Zenawi, de enkele maanden geleden gestorven 'democratische' leider was een Tigray. In het Zuiden zijn de Oromo dominant. Zij zijn in grote mate moslim en schrijven bij voorkeur met het Latijnse alfabet al zijn de meeste opschriften in Amharic en latijnse letters. Het Zuiden is welvarender, je ziet er (vooral Indische Bajaj) veel meer motorfietsen, auto's nieuwbouw, ook in de kleinere stadjes en grote dorpen. Het centrum en het Westen zijn dan erg welvarend. Het Oosten, met vooral Somalische mosliminvloeden en het Zuidwesten, de Omovallei met zijn zeer kleurrijke fotogenieke stammen die ondertussen gedegenereerd zijn tot een toeristenkermis heb ik niet bezocht.


In Kenia is het Noorden straatarm, je hebt er vooral Nomadische pastoralisten, velen leven nog in afbreekbare hutten van takken en lompen. Al is arm natuurlijk relatief als de prijs van 1 grote stier +/- 450 € bedraagt. Het centrum en het Westen zijn de vruchtbare hooglanden en veel welvarender.


Maar de grootste verschillen zijn cultureel. Ethiopië heeft een millenia oude culturele erfenis. Dat uit zich niet alleen in historische kerken en burchten maar vooral in een culinaire traditie. Koffie is een Ethiopische uitvinding. Je hebt de traditionele Ethiopische koffieceremonie waar de bonen voor je ogen en neus gebrand wordt, vervolgens fijngestampt in een pot gedaan en dan kokend water toevoegen en laten trekken. De Ethiopiërs hebben zich in 1896 met succes tegen de Italianen verdedigd. In 1936 moesten zij het onderspit delven tegen Mussolini maar na goed 5 jaar werden de Italianen er met een beetje hulp van de Engelsen en de “Koloniale” Belgen uit de Kongo voorgoed uitgeborsteld. Dat heeft de Ethiopiërs echter niet belet om een voorliefde te ontwikkelen voor Italiaanse expresso. Je kan geen dorp zo klein binnenkomen of er staat een (al dan niet nagemaakt of originele) Italiaans expresso machine in de lokale staminee. Expresso en machiato zijn er razend populair. Wat de Ethiopische keuken betreft, je bent ervoor of je bent er tegen. Gelukkig was ik ervoor.


De oorspronkelijk cultuur van Kenia werd door de Engelsen als barbaars afgedaan en op culinair gebied werd de traditionele keuken afgeschaft wegens “barbaars” (mensenvlees) of “op” (wilde dieren, die buiten de safariparken nogal zeldzaam zijn. In het Noorden zagen we honderden Zebra's. Onze gids een Samburu wist te vertellen dat de Samburu geen Zebra aten (Invloed van de Engelsen ?). Hij zei erbij dat de Noordelijke buurstam, de Turkana (wonen vooral in de buurt van het Turkanameer) wel Zebra aten en dat als je naar het Turkana meer ging je dagen lang geen enkele Zebra zag.) De huidige Keniaanse keuken is dus op zijn best een afkooksel van de traditionele Engelse keuken. Je kan er tegen of je kan er niet tegen. Koffie is in Kenia onveranderlijk instant koffie. Je bent al blij als het originele nescafé is. De eerste dag in Moyale hadden we eerst een restaurant waar de keuze bestond uit Frieten of frieten. Die waren een uur of zo ervoor gebakken maar het vet nog eens opwarmen voor slechts 2 klanten was er duidelijk te veel aan. 's Avonds was er frieten met een stukje kip. Bonen was een ander traditioneel gerecht. Wat de keuken betreft was ik dan ook wat blij dat we Kenia achter ons gelaten hebben. In Nakuru troffen we voor het eerst Indiërs aan en een Indisch restaurant. Een geweldige opluchting voor mij.


Een van de eerste maatregelen van Museveni , de “democratische” leider van Oeganda, was om de Aziaten (vooral Indiërs) die van Idi Amin een “Dewinterke” cadeau gekregen hadden, terug te vragen. Er zijn er nogal veel teruggekomen en hier in Jinja heb ik minstens 5 Indische restaurants geteld en vandaag heerlijke Punjabi gerechten en echte Masala thee genuttigd. Wat dat betreft valt Oeganda voorlopig al een stuk beter mee dan ik gehoopt had. Hoe Oeganda over twee weken is meegevallen, als we alweer in Tanzania zijn hoor je dan wel.


Dessie


Neen, het is geen Strangers versie van een of ander liedje van Rocco Granata. Dessie is een stop
onderweg van Lalibela naar Addis Abeba. Van alle Afrikaanse landen die ik al bezocht heb is
Ethiopië het best georganiseerde. Stukken beter dan ik het me voorgesteld had. Ethiopië is
voorlopig het enige Afrikaanse land dat ik bezocht heb, dus die eerste prijs is voorlopig niet zo
veelzeggend. Maar ik heb er weinig twijfel over dat ze die eerste plaats nog een tijdje gaan
behouden.
Wat maakt Ethiopië dan zo speciaal ? Het is een land dat werkt. De instellingen werken. Er wordt
belasting geheven. Een B.T.W. Van 15%. En naar ik gisteren vernam ook inkomstenbelastingen.
Voor een ontwikkelingsland is dat een hele prestatie. In veel steden komen er uit de kassa's van de
restaurants (en in de restaurants waar wij gewoonlijk toeven zijn we op een paar uitzonderingen na
meestal de enige blanken) automatisch geregistreerde B.T.W. Bonnetjes gerold. Waar dat niet het
geval is krijgen we meestal een handgeschreven BTW bonnetje. In tegenstelling tot in België wordt
er hier over de inkomstenbelasting nogal gemord. Ze zou nogal arbitrair worden vastgesteld. Dat
niet elke werknemer hier een mooie loonfiche meekrijgt en dat, in tegenstelling tot in België, de
zelfstandigen hier nogal eens durven vergeten delen van hun inkomsten aan te geven zorgt ervoor
dat de belastingsambtenaren vooral betrouwen op de natte vinger bij het vaststellen van de
verschuldigde inkomstenbelasting. Een wantrouwig mens kan zich voorstellen dat een etentje met
de heer hoofdcontroleur van de inkomstenbelasting in dat geval de natte vinger nogal kan
beïnvloeden. Nu ja er zullen altijd enkelingen zijn die zeuren over hun belastingen. Maar goed, het
blijft een krachttoer om als ontwikkelingsland een goed werkende staatshuishouding op te zetten en
inkomsten te genereren. Ethiopië doet dat dus wel. En gebruikt die inkomsten dan ook zinvol.
En je ziet ook overal, van de regionale steden tot de metropolen infrastructuurwerken, wegen en
rioleringen die aangelegd worden, plantsoenen, dreven met nieuw aangeplante palmen. Als je met
studenten praat merk je dat het niveau ontzettend veel hoger ligt dan in andere landen. Het zijn
natuurlihjk persoonlijke indrukken maar de mijne zijn erg goed.
De afwezigheid van zichtbare opvallende corruptie is ook al zoiets. In de meeste derde wereld
landen brengt het kruisen van een agent op straat kosten mee. Als je in Cambodia een
verkeerscontrole passeert bestaat die controle onveranderlijk uit het overhandigen van 2000 Riel of
0,5 USD aan de controlerende agent. De controle is dan ook vrij snel voorbij. Enkele jaren geleden
heeft de Keniaanse regering de salarissen van zijn politie agenten verdrievoudigd om dit soort
corruptie tegen te gaan. Het resultaat was dat de “tarieven” van de afpersing door verkeersagenten
flink stegen omdat ze proportioneel anders een te klein deel van de totale vergoeding uitmaakte.
We zijn 2 keer met een minibus meegereden hier. Telkens minstens 5 keer gecontroleerd of er niet
meer inzittenden dan toegelaten waren. Geen enkele keer is er geld overhandigd. Ik kon heb haast
niet geloven de eerste keer.
Verder winnen ze ook de prijs van de stipste luchtvaartmaatschappij ter wereld. Onze vlucht van
Aksum naar Lalibela had als voorzien vertrekuur 11.20. De vlucht zou 30 minuten duren. Om 11.15
stonden we op het tarmac in Lalibela. Aangekomen 5 minuten voor de voorziene vertrektijd. Daar
kan zelfs Ryanair een puntje aan zuigen.
Wat maakt Dessie dan zo speciaal ? Er is niks te zien. Als de Ethiopische regering in haar wijsheid
niet beslist had dat passagiersvervoer 's nachts gevaarlijk en dus verboden is had ik waarschijnlijk
nooit van deze stad gehoord. Nu heb ik er een namiddag en een nacht doorgebracht. En het was een
van de aangenaamste steden waar ik verbleven heb. Waarom ? De afwezigheid van een hele troep
bedelende jengelende kinderen. In andere steden waar te veel toeristen komen klitten ze aan je met
allemaal het zelfde ABBA refreintje op de lippen “gimmie gimmie gimmie”. Ze spreken ook
allemaal een behoorlijk woordje Engels en hebben ongeveer allemaal hetzelfde verhaal “Mijn vader
en moeder zijn allebei dood van aids” nog geen twee minuten later gevolgd door “Kom je bij mijn
ouders thuis koffie drinken (tegen betaling uiteraard) “De bal van onze voetbalploeg is kapot, kun je
een nieuwe kopen voor ons ?” “Ik ben student, kun je boeken kopen” (Als je er op ingaat worden
bal en boeken nog voor je je rug gedraaid hebt terug verkocht aan de winkelier).
Hier in Dessie ben ik twee zeurende bedelende kinderen tegengekomen. De eerst had binnen de
minuut een tik tegen de oren te pakken van een van de voorbijgangers en de tweede werd binnen net
evenveel tijd streng terecht gewezen door weer een andere voorbijganger.
Vind ik dat dan niet erg al die arme kindjes ? Uiteraard, maar er zijn er zo'n dertig miljoen in
Ethiopië. Als ik die allemaal 1 Birr geef (0,04€) dan ben ik allang failliet voor ik rond ben en is er
geen enkel probleem opgelost. Door (wat vooral toeristen van korte begeleide groepsreizen niet
kunnen laten) als Sinterklaas pennen, speelgoed, boekjes uit te delen aan kinderen langs de straat
moedig je ze alleen maar aan om de hand op te houden en niet langer naar school te gaan. Als ze
een keer door hebben dat toeristen te melken zijn is de motivatie om verder te studeren meestal snel
zoek.
Het zet trouwens geen zoden aan de dijk. Je tovert even een glimlach op het gezicht van een kind
zodat je jezelf goed voelt en er is geen enkel probleem opgelost. Het is veel zinvoller 20€ aan
Unicef te storten. Dan red je het leven van 38 van honger omkomende Somalische kindjes, of
kunnen er X aantal vaccins gekocht worden. Je ziet het resultaat van je gift niet maar het werkt wel.
(Wie dat niet gelooft hoeft alleen maar de bevolkingsstatistieken van Afrika de laatste 100 jaar nat
te kijken).
Verder was Dessie vooral aangenaam omdat de mensen er onveranderlijk behulpzaam waren, er
leuke restaurants waren,een proper en betaalbaar hotel met werkende warme douche, redelijk snel
internet. Kortom een stad waar het aangenaam toeven was. Ik had er makkelijk een paar dagen
kunnen blijven hangen. In plaats daarvan hang ik nu al een paar dagen in Dinsho, aan de ingang van
het Bale Mountains Nationaal park. Wachtend op beter weer. Dat is er sinds gisterenmiddag min of
meer gekomen. Gisteren hebben we dan een halve dag gewandeld in het Nationale park en erg veel
wilde dieren gezien. Vandaag hebben we een uur of 5 gewandeld, een heuvel in de buurt
beklommen en van mooie vergezichten kunnen genieten. Ook de eerste roofdieren gezien. 2
Gevlekte hyena's. Morgen gaan we, als het droog blijft tenminste, dan voor 3dagen/2 nachten op
trektocht. Hopelijk krijgen we dan de ethiopische wolf dan te zien, er zijn er nog maar 600 van over
in het wild. 200 Hier in Bale Mountains National Park. Maar dat is dan weer stof voor een volgend
verhaal.

De Eerst 2 weken

De eerste twee weken
De eerste twee weken zijn voorbij. Het is al een heel avontuur geweest. Na Addis Ababa, een stad
die niet veel verschilt van zo veel Metropolissen in de derde wereld, zijn we doorgereisd naar het
Noorden. Eerst Bahir Dar, bij het Tana meer met zijn vele eilandjes en kloosters en 30 km verder de
watervallen van de Blauwe Nijl. Dan verder per minibus naar Gondar, de stad met het grootste
burchtencomplex van Ethiopië, gebouwd van de 16de tot de 18de eeuw. De laatste keizerin van
Gondar, Mentawab, ligt er nog begraven, in haar privépaleis net buiten Gondar, samen met haar
zoon en kleinzoon. Je kan hun skeletten, samen in een kist, nog bezichtigen in een kleine kapel
binnen de oude burchtmuren.
Van Gondar zijn we dan doorgereisd naar Debark en de Simien Mountains. In deze bergen zijn we 6
dagen op wandel geweest. Op de traditionele manier. In Gondar al behoorlijk wat blikvoer
ingeslagen, dan naar Debark en daar eerst bij de Nationale parkendienst de inkom en
kampeergelden betaald. 4,5€ inkom per dag, 0,5€ kampeergeld per nacht. 6 €/etmaal voor een
muilezel+drijver, 3,25€/etmaal voor een scout. Officieel nemen de drijvers en scouts zelf hun eten
mee. Gelukkig was ik voldoende gewaarschuwd door de Lonely Planet en door andere reizigers die
in de omgekeerde richting reisden dat dat eigen eten van het personeel eerder symbolisch was. Een
broodje zonder beleg per dag. Ik had dan ook voldoende eten ingekocht voor 5 personen voor 6
dagen. Het personeel wist de Belgische kampkeuken trouwens best te appreciëren.
Op 13 oktober om 7.00 's ochtends stonden de muilezels en scout paraat aan ons hotel en goed 20
minuten later waren we op weg voor onze eerste etappe, 23 km en een hoogteverschil van schat ik
ergens tussen 1200 en 1500 meter. De eerste nacht zaten we al op 3200 meter hoogte.
Voor Fred, mijn 66 jarige reisgenoot was die eerste etappe eigenlijk te zwaar. Maar hij heeft het
overleefd. De eerste 2 dagen waren erg moeilijk voor hem, maar na een rustdag in Geech, waar hij
niet mee ging op de daguitstap is hij er door gekomen en de rest van de etappes zijn zonder veel
moeite verlopen.
Toen we vertrokken ging ik ervan uit dat de manier zoals wij de trekking aanpakten, kampeergerief,
bagage, eten , gehuurd keukenmateriaal, kerosine kacheltje.. de enige manier was om de Simiens te
verkennen. Tot onze grote verbazing werden we, toen we de eerste voormiddag eindelijk boven
waren op de rand van het plateau, voorbij gereden door een bus. Volgens Kafiano, onze scout (die
heel erg weinig Engels sprak) rijdt er een bus van Debark naar de hoogste berg van Ethiopië, Ras
Dashen, 4620 m hoog en kan je met de bus tot op de top. Fred die op dat moment behoorlijk op zijn
tandvlees zat zal er het zijne van gedacht hebben.
In Sankabar, onze eerste kampeerplaats was er nog 1 Duits-Columbiaans koppel op de terugweg,
die net als wij de hele trekking vanuit Debark met muilezels gedaan hadden. De rest, voornamelijk
jeugd, had volledig verzorgde kampeer trips geboekt, de jeeps van hun logistiek stonden aan de
kampeerplaats, de tenten werden opgezet, het eten door de meegereisde kok bereid, tafeltje en
aperitief als ze aankwamen. En wij, oude rakkers, tentje opzetten, kookgerief uithalen en zien dat er
voor vijf man eten op tafel kwam. Nu, erg vond ik dat niet, onze belevenis die zes dagen, in een van
de mooiste landschappen waar ik ooit gewandeld heb ( en daar horen de Grand Canyon en de
andere Canyons van de Zuidwestelijke V.S.A., de Tiger Leaping Gorge, de Anapurna's bij) was
zeker zo authentiek en kostte voor de hele trip ongeveer zo veel als een georganiseerde trekking op
dagbasis.
Altijd belangrijk als je lang op vakantie gaat, het materiaal dat je meesleept dient zo licht mogelijk
te zijn. Ik had dan voor Afrika een lichtgewicht tentje van 1,5 kg gekocht. Eenwandig met
muskietennet ingebouwd. Ideaal voor de Savanne neem ik aan, maar een beetje koud op 3200-3500
meter hoogte, de eerste 3 nachten kiep het condensatievocht zo van het tentzeil naar de vloer 's
ochtends. Het is een soort 1persoons slurftent, als ik me rechtzette 's ochtend ging dat allen maar
door de wanden en dak te raken en dan begon het water te lopen. De 5de ochtend, in Chenek op
3600 meter hoogte was dat geen probleem meer. Al het condensatievocht was netjes vastgevroren
en ik kon na het afbreken het ijs zo uit mijn tentje schudden. We hebben het dus behoorlijk koud
gehad. Ik heb elke nacht geslapen met 3 broeken , 2-Tsshirts, Trui en Donsjas in mijn (donzen)
zomerslaapzak. Zo was het net te harden.
Wat we onderweg gezien hebben maakte het echter allemaal meer dan de moeite waard. Ik zou
zeggen : “Ethiopië, allen daarheen”. Het landschap was schitterend. Op de tweede dag, net als Fred
het totaal niet meer zag zitten dook er opeens een jochie met een muildier op die Fred (tegen
betaling van 2,75€) een lift aanbood. In het dorpje Geech stopte hij dan bij zijn familie en hebben
we een traditionele ethiopische koffieceremonie mogen meemaken. In een traditionele ronde hut
met strodak.
Nu, die hutten zien er aan de buitenkant misschien romantisch uit. Maar wat de binnenkant betreft,
geen venster, open vuur in het midden, geen schoorsteen, dient als woning en stal voor het vee.
Het meest positieve dat je erover kan zeggen is dat er, behalve af en toe een opgedroogde koeien- of
geitendrol van de vloer naar het kookvuur te brengen, weinig of geen onderhouds- of poetswerk aan
is.
Koffie is erg bijzonder in Ethiopië. Zelfs de armste families schijnen het te hebben. Ongeroosterde
bonen. Bij de ceremonie worden ze dan gewassen, geroosterd boven het open vuur. Fijngestampt
met een houten stamper in een houten koker. en aan kokend water toegevoegd. Et Voilà, heerlijk
koffie. De foto's van het gebeuren volgen, zodra er ergens snel internet is. Het goed servies zat
opgeborgen in een speelgoedtafeltje. Erg aandoenlijk.
In Geech zijn we twee nachten gebleven, de tweede dag ben ik naar Imet Gogo gewandeld, een top
van 3926 meter hoog met schitterende vergezichten. Fred heeft daar gerust en dat heeft hem
duidelijk goed gedaan, de rest van de tocht heeft hij met zijn 66 jaar buitengewoon goed verwerkt.
Meestal kocht ik 's avonds, om vlees te kunnen opzetten, van de lokale dorpelingen een kip (1,75€).
In feite gaf ik het geld aan de drijvers en zij kochten en slachtten het beestje. Het waren zonder
uitzondering beestjes met enorm veel kilometers in de vleugels. Zelfs na anderhalf uur sudderen
waren ze taaier dan de taaiste soepkip die ik van mijn kindertijd bij grootmoeder kan herinneren.
Het personeel was erg in hun nopjes dat die blanken elke dag kip kochten en zich dan met een heel
klein stukje tevreden stelden.
De voorlaatste dag hebben we een super lange etappe gewandeld, steeds bergop, bergaf, van 28 km.
Kwestie van de 6de dag al voor de middag in Debark terug te zijn. En dat is zonder veel problemen
gelukt.
De 19de zouden we dan doorreizen naar Axum, volgens de legende de stad van de koningin van
Sheba. De eerste grote hoofdstad van Ethiopië, van, waarschijnlijk voor Christus tot in de 9de eeuw
was Axum een groot rijk dat ook bij de Romeinen en de Grieken bekend was. Die reis verder naar
het Noorden is niet zo simpel. In Debark vertrekken er geen bussen naar Axum (of Shire, het grote
administratieve centrum in het Noorden). De bussen die vanuit Gondar komen zitten tegen dat ze in
Debark komen vol. De oplossing is dat je bij de Nationale Parkendienst je ticket bestelt, zij sturen
dan de dag voordien iemand naar Gondar, die koopt daar de tickets, rijdt met de bus mee naar
Debark en daar wissel je van plaats.
De achttiende even gebeld of alle in orde was. Eerst niet, de bus was al vol als onze man ter plaatse
ter plaatse aankwam in Gondar. Maar geen nood er was nog een 2de bus en daarvoor had hij dan
wel tickets vast kunnen krijgen. We moesten om 5U 's ochtends al klaar staan.
Zo gezegd zo gedaan, om 4.50 de 19de zaten wij braaf in de lobby van het hotel. Om 5.30 nog
steeds geen bus te zien. Even gebeld. De man ter plaatse liet ons weten dat ze bandenpech en
vertraging hadden. Om 6.20 werden we opnieuw gebeld dat ze over 10 minuten in Debark zouden
aankomen en of we naar het busstation wilden gaan.
Om 6.45 ongeveer kwam de bus inderdaad aan, wij stonden in het busstation, zoals alles in
Ethiopië, ommuurd en met maar 1 ingang. De bus bleef echter voor het station op straat staan. Door
het feit dat ze al anderhalf uur vertraging hadden vond de chauffeur en conducteur de 3 minuten dat
het duurde eer wij onze rugzakken tot bij de bus gesleept hadden te lang duurde. Ze hadde blijkbaar
al genoeg tijd verloren , klapten voor onze neus de ladder naar het dak (de bagage reist hier op het
dak) en trokken de deur dicht en vertrokken. De jongen die naar Gondar gereden was en de
verantwoordelijke van de Nationale Parkendienst die wegens de vertraging ook was komen opdagen
om te kijken of alles goed zou gaan stonden er maar beteuterd bij.
Ander openbaar vervoer naar Aksum is er niet. Gelukkig stond er tegenover het busstation bij een
hotel net een toersitenbusje klaar met 6 Polen en 10 plaatsen. Na onze situatie uitgelegd te hebben
waren deze mensen zo vriendelijk ons een lift aan te bieden. Het kostte nog heel wat moeite (en
25€) om de Ethiopische gids van de groep te overtuigen dat dit geen probleem was voor zijn
verzekering, dat Fred en ik zelf vezekerd waren. Maar om 7.15 waren we dan eindelijk op weg,
over een dolomiet weg naar Axum. Dankszij onze Poolse reddende engelen in een comfortabel
toeristenbusje nog wel.
Om 18.00 's avonds hadden we de 275 km naar Axum eindelijk overbrugd. De hele weg is een grote
bouwwerf. Over 2 jaar zal het wel af zijn maar nu was het echt sukkelen, over zeer slecht berijdbare
weg, tussen de werkende bouwwerven door. Maar we zijn er geraakt en hebben ondertussen Axum,
zijn Obelisken, en grafkamers bezocht. Vanochtend hebben we dan nog de 3000 jaar oude Maan
tempel in Yeba, hier 60 km verder bezocht. Alsook Adwa, de stad waar de Ethiopiërs in 1896 de
Italiaanse would-be kolonisatoren militair een bolwassing van jewelste bezorgden.
Onze volgende bestemming is Lalibeda. Het dorp met de tientallen rotskerken. Geen 700 km verder,
maar met openbaar vervoer doe je er drie dagen over. (Zonder dollen). We hebben dan ook besloten
om het reisprogramma aan te passen en niet per bus maar per vliegtuig te gaan. (Kost 45$). En hier
morgen, gezien het vliegtuig vol is morgen, nog een extra dagje te luieren. Vakantie van de vakantie
dus.
Verder nieuws en foto's volgen, hopelijk rond de 25ste-26ste oktober als we in Addis Ababa terug
zijn.

De Eerst 2 weken

De eerste twee weken
De eerste twee weken zijn voorbij. Het is al een heel avontuur geweest. Na Addis Ababa, een stad
die niet veel verschilt van zo veel Metropolissen in de derde wereld, zijn we doorgereisd naar het
Noorden. Eerst Bahir Dar, bij het Tana meer met zijn vele eilandjes en kloosters en 30 km verder de
watervallen van de Blauwe Nijl. Dan verder per minibus naar Gondar, de stad met het grootste
burchtencomplex van Ethiopië, gebouwd van de 16de tot de 18de eeuw. De laatste keizerin van
Gondar, Mentawab, ligt er nog begraven, in haar privépaleis net buiten Gondar, samen met haar
zoon en kleinzoon. Je kan hun skeletten, samen in een kist, nog bezichtigen in een kleine kapel
binnen de oude burchtmuren.
Van Gondar zijn we dan doorgereisd naar Debark en de Simien Mountains. In deze bergen zijn we 6
dagen op wandel geweest. Op de traditionele manier. In Gondar al behoorlijk wat blikvoer
ingeslagen, dan naar Debark en daar eerst bij de Nationale parkendienst de inkom en
kampeergelden betaald. 4,5€ inkom per dag, 0,5€ kampeergeld per nacht. 6 €/etmaal voor een
muilezel+drijver, 3,25€/etmaal voor een scout. Officieel nemen de drijvers en scouts zelf hun eten
mee. Gelukkig was ik voldoende gewaarschuwd door de Lonely Planet en door andere reizigers die
in de omgekeerde richting reisden dat dat eigen eten van het personeel eerder symbolisch was. Een
broodje zonder beleg per dag. Ik had dan ook voldoende eten ingekocht voor 5 personen voor 6
dagen. Het personeel wist de Belgische kampkeuken trouwens best te appreciëren.
Op 13 oktober om 7.00 's ochtends stonden de muilezels en scout paraat aan ons hotel en goed 20
minuten later waren we op weg voor onze eerste etappe, 23 km en een hoogteverschil van schat ik
ergens tussen 1200 en 1500 meter. De eerste nacht zaten we al op 3200 meter hoogte.
Voor Fred, mijn 66 jarige reisgenoot was die eerste etappe eigenlijk te zwaar. Maar hij heeft het
overleefd. De eerste 2 dagen waren erg moeilijk voor hem, maar na een rustdag in Geech, waar hij
niet mee ging op de daguitstap is hij er door gekomen en de rest van de etappes zijn zonder veel
moeite verlopen.
Toen we vertrokken ging ik ervan uit dat de manier zoals wij de trekking aanpakten, kampeergerief,
bagage, eten , gehuurd keukenmateriaal, kerosine kacheltje.. de enige manier was om de Simiens te
verkennen. Tot onze grote verbazing werden we, toen we de eerste voormiddag eindelijk boven
waren op de rand van het plateau, voorbij gereden door een bus. Volgens Kafiano, onze scout (die
heel erg weinig Engels sprak) rijdt er een bus van Debark naar de hoogste berg van Ethiopië, Ras
Dashen, 4620 m hoog en kan je met de bus tot op de top. Fred die op dat moment behoorlijk op zijn
tandvlees zat zal er het zijne van gedacht hebben.
In Sankabar, onze eerste kampeerplaats was er nog 1 Duits-Columbiaans koppel op de terugweg,
die net als wij de hele trekking vanuit Debark met muilezels gedaan hadden. De rest, voornamelijk
jeugd, had volledig verzorgde kampeer trips geboekt, de jeeps van hun logistiek stonden aan de
kampeerplaats, de tenten werden opgezet, het eten door de meegereisde kok bereid, tafeltje en
aperitief als ze aankwamen. En wij, oude rakkers, tentje opzetten, kookgerief uithalen en zien dat er
voor vijf man eten op tafel kwam. Nu, erg vond ik dat niet, onze belevenis die zes dagen, in een van
de mooiste landschappen waar ik ooit gewandeld heb ( en daar horen de Grand Canyon en de
andere Canyons van de Zuidwestelijke V.S.A., de Tiger Leaping Gorge, de Anapurna's bij) was
zeker zo authentiek en kostte voor de hele trip ongeveer zo veel als een georganiseerde trekking op
dagbasis.
Altijd belangrijk als je lang op vakantie gaat, het materiaal dat je meesleept dient zo licht mogelijk
te zijn. Ik had dan voor Afrika een lichtgewicht tentje van 1,5 kg gekocht. Eenwandig met
muskietennet ingebouwd. Ideaal voor de Savanne neem ik aan, maar een beetje koud op 3200-3500
meter hoogte, de eerste 3 nachten kiep het condensatievocht zo van het tentzeil naar de vloer 's
ochtends. Het is een soort 1persoons slurftent, als ik me rechtzette 's ochtend ging dat allen maar
door de wanden en dak te raken en dan begon het water te lopen. De 5de ochtend, in Chenek op
3600 meter hoogte was dat geen probleem meer. Al het condensatievocht was netjes vastgevroren
en ik kon na het afbreken het ijs zo uit mijn tentje schudden. We hebben het dus behoorlijk koud
gehad. Ik heb elke nacht geslapen met 3 broeken , 2-Tsshirts, Trui en Donsjas in mijn (donzen)
zomerslaapzak. Zo was het net te harden.
Wat we onderweg gezien hebben maakte het echter allemaal meer dan de moeite waard. Ik zou
zeggen : “Ethiopië, allen daarheen”. Het landschap was schitterend. Op de tweede dag, net als Fred
het totaal niet meer zag zitten dook er opeens een jochie met een muildier op die Fred (tegen
betaling van 2,75€) een lift aanbood. In het dorpje Geech stopte hij dan bij zijn familie en hebben
we een traditionele ethiopische koffieceremonie mogen meemaken. In een traditionele ronde hut
met strodak.
Nu, die hutten zien er aan de buitenkant misschien romantisch uit. Maar wat de binnenkant betreft,
geen venster, open vuur in het midden, geen schoorsteen, dient als woning en stal voor het vee.
Het meest positieve dat je erover kan zeggen is dat er, behalve af en toe een opgedroogde koeien- of
geitendrol van de vloer naar het kookvuur te brengen, weinig of geen onderhouds- of poetswerk aan
is.
Koffie is erg bijzonder in Ethiopië. Zelfs de armste families schijnen het te hebben. Ongeroosterde
bonen. Bij de ceremonie worden ze dan gewassen, geroosterd boven het open vuur. Fijngestampt
met een houten stamper in een houten koker. en aan kokend water toegevoegd. Et Voilà, heerlijk
koffie. De foto's van het gebeuren volgen, zodra er ergens snel internet is. Het goed servies zat
opgeborgen in een speelgoedtafeltje. Erg aandoenlijk.
In Geech zijn we twee nachten gebleven, de tweede dag ben ik naar Imet Gogo gewandeld, een top
van 3926 meter hoog met schitterende vergezichten. Fred heeft daar gerust en dat heeft hem
duidelijk goed gedaan, de rest van de tocht heeft hij met zijn 66 jaar buitengewoon goed verwerkt.
Meestal kocht ik 's avonds, om vlees te kunnen opzetten, van de lokale dorpelingen een kip (1,75€).
In feite gaf ik het geld aan de drijvers en zij kochten en slachtten het beestje. Het waren zonder
uitzondering beestjes met enorm veel kilometers in de vleugels. Zelfs na anderhalf uur sudderen
waren ze taaier dan de taaiste soepkip die ik van mijn kindertijd bij grootmoeder kan herinneren.
Het personeel was erg in hun nopjes dat die blanken elke dag kip kochten en zich dan met een heel
klein stukje tevreden stelden.
De voorlaatste dag hebben we een super lange etappe gewandeld, steeds bergop, bergaf, van 28 km.
Kwestie van de 6de dag al voor de middag in Debark terug te zijn. En dat is zonder veel problemen
gelukt.
De 19de zouden we dan doorreizen naar Axum, volgens de legende de stad van de koningin van
Sheba. De eerste grote hoofdstad van Ethiopië, van, waarschijnlijk voor Christus tot in de 9de eeuw
was Axum een groot rijk dat ook bij de Romeinen en de Grieken bekend was. Die reis verder naar
het Noorden is niet zo simpel. In Debark vertrekken er geen bussen naar Axum (of Shire, het grote
administratieve centrum in het Noorden). De bussen die vanuit Gondar komen zitten tegen dat ze in
Debark komen vol. De oplossing is dat je bij de Nationale Parkendienst je ticket bestelt, zij sturen
dan de dag voordien iemand naar Gondar, die koopt daar de tickets, rijdt met de bus mee naar
Debark en daar wissel je van plaats.
De achttiende even gebeld of alle in orde was. Eerst niet, de bus was al vol als onze man ter plaatse
ter plaatse aankwam in Gondar. Maar geen nood er was nog een 2de bus en daarvoor had hij dan
wel tickets vast kunnen krijgen. We moesten om 5U 's ochtends al klaar staan.
Zo gezegd zo gedaan, om 4.50 de 19de zaten wij braaf in de lobby van het hotel. Om 5.30 nog
steeds geen bus te zien. Even gebeld. De man ter plaatse liet ons weten dat ze bandenpech en
vertraging hadden. Om 6.20 werden we opnieuw gebeld dat ze over 10 minuten in Debark zouden
aankomen en of we naar het busstation wilden gaan.
Om 6.45 ongeveer kwam de bus inderdaad aan, wij stonden in het busstation, zoals alles in
Ethiopië, ommuurd en met maar 1 ingang. De bus bleef echter voor het station op straat staan. Door
het feit dat ze al anderhalf uur vertraging hadden vond de chauffeur en conducteur de 3 minuten dat
het duurde eer wij onze rugzakken tot bij de bus gesleept hadden te lang duurde. Ze hadde blijkbaar
al genoeg tijd verloren , klapten voor onze neus de ladder naar het dak (de bagage reist hier op het
dak) en trokken de deur dicht en vertrokken. De jongen die naar Gondar gereden was en de
verantwoordelijke van de Nationale Parkendienst die wegens de vertraging ook was komen opdagen
om te kijken of alles goed zou gaan stonden er maar beteuterd bij.
Ander openbaar vervoer naar Aksum is er niet. Gelukkig stond er tegenover het busstation bij een
hotel net een toersitenbusje klaar met 6 Polen en 10 plaatsen. Na onze situatie uitgelegd te hebben
waren deze mensen zo vriendelijk ons een lift aan te bieden. Het kostte nog heel wat moeite (en
25€) om de Ethiopische gids van de groep te overtuigen dat dit geen probleem was voor zijn
verzekering, dat Fred en ik zelf vezekerd waren. Maar om 7.15 waren we dan eindelijk op weg,
over een dolomiet weg naar Axum. Dankszij onze Poolse reddende engelen in een comfortabel
toeristenbusje nog wel.
Om 18.00 's avonds hadden we de 275 km naar Axum eindelijk overbrugd. De hele weg is een grote
bouwwerf. Over 2 jaar zal het wel af zijn maar nu was het echt sukkelen, over zeer slecht berijdbare
weg, tussen de werkende bouwwerven door. Maar we zijn er geraakt en hebben ondertussen Axum,
zijn Obelisken, en grafkamers bezocht. Vanochtend hebben we dan nog de 3000 jaar oude Maan
tempel in Yeba, hier 60 km verder bezocht. Alsook Adwa, de stad waar de Ethiopiërs in 1896 de
Italiaanse would-be kolonisatoren militair een bolwassing van jewelste bezorgden.
Onze volgende bestemming is Lalibeda. Het dorp met de tientallen rotskerken. Geen 700 km verder,
maar met openbaar vervoer doe je er drie dagen over. (Zonder dollen). We hebben dan ook besloten
om het reisprogramma aan te passen en niet per bus maar per vliegtuig te gaan. (Kost 45$). En hier
morgen, gezien het vliegtuig vol is morgen, nog een extra dagje te luieren. Vakantie van de vakantie
dus.
Verder nieuws en foto's volgen, hopelijk rond de 25ste-26ste oktober als we in Addis Ababa terug
zijn.

Dag 6, Bahir Dar

De eerste indrukken hier zijn overeldigend. Ethiopië is een prachtig land. Volgens de wereldbank kent het land het laatste decennium een gestage economische groei. Dat is vooral in de steden te merken, er heerst een ware bouw boom. Overal worden heuse wolkenkrabbers (tot 20-30 verdiepingen) opgetrokken. Hier in Bahir Dar wordt een voetbalstadion gebouwd waarop menig Belgisch eerste klasser jaloers zou zijn. Maar het contrast met het platteland is groot. In heel Zuid Oost Azië zie je ook op het platteland en in de regionale stadjes tekenen van welstand. Mooiere huizen, (niet voor iedereen maar in elk dorp heeft er wel iemand of verschillende mensen een mooie nieuw stenen huis) maar vooral Japanse Moto's(of Chinese cloontjes) , de halfautmaatjes van 125 CC zijn van Vietnam tot Laos en Cambodia mateloos populair en je ziet ze overal.

Hier heb ik er nog geen gezien. Enkele motoren in Addis Ababa maar verder niks. Wel massa's fietsen, voor een keer geen chinese maar stokoude Europese occasies die hier naarstig 'gerenoveerd' worden. De huizen op het platteland zijn zonder uitzondering lemen hutjes en liggen er erg armoedig en vies bij. Tuinen, fruitbomen, beter verzorgde huizen, je ziet het niet.

Toch laat het land een erg positieve indruk na. Het gaat er allemaal zeer gediciplineerd aan toe. De bussen vertrekken zoals meestal in de derde wereld als ze vol zijn. Maar vol betekent hier 1 passagier per stoel en de favoriete geit of kip kan eventueel als baggage op het dak mee. Maar geen passagiers die staan/hangen/op de vloer zitten en al zeker niet op het dak. Nachttransport van passagiers is verboden. De algemene indruk is dat de Ethiopiërs een behoorlijk onderwijs genoten hebben, ook een idee hebben van wat een wegcode is en er zich aan houden. Tussen Addis Abeba en Bahir Dar hadden we zowaar een luxe bus die ooit airconditioning gehad had. Dat ze niet meer werkte kan in dit klimaat nauwelijks een probleem genoemd worden en de reis was al bij al comfortabel.

De rit was buitengewoon indrukwekkend. De kloof van de Blauwe Nijl doet aan de Grand Canyon denken. Je daalt meer dan 1000 meter, steekt een brug over en dan weer klimmen. Waar de motor meermaals protesteerde, de klim duurde dan ook eindeloos lang.

Bahir Dar is een moderne stad in volle expansie, mooie brede (dikwijls 4 baans) lanen met palmbomen in het midden en er is hier, meer nog dan in Addis Abeba een bouw boom aan de gang. Gisteren hebben we een boottocht op Lake Tana gedaan en enkele kloosters bezocht. Vandaag zijn we met de lokale bus 30 km verder naar de watervallen van de Blauwe Nijl bij Tis Isat gegaan en daar een wandeling van ongeveer 1 1/2 uur gemaakt. Prachtig gewoon.

De foto's tot gisteren heb ik op Facebook geplaatst. De rest volgt. Vanmiddag hebben we hier in de supermarkt eten gekocht voor onze trekking over 3 dagen in de Simien Mountains. Dat zou een eerste absoluut hoogtepunt van de reis moeten worden. Morgen gaat het naar Gonder, Ethiopië's eigen Camelot, met verschil dat het hier geen legende is maar een echte stad met Middeleeuwse burchten en paleizen (aldus de Lonely Planet).

Wordt vervolgd...

Eerste Indrukken

De vlucht van Brussel via Cairo naar Addis Ababa is voorspoedig verlopen. Addis lijkt erg veel op de andere derde wereld steden in Azi'e met dit verschil dat er bijna geen moto's te bespeuren zijn. De nieuwe middenklasse is hier blijkbaar nog niet zo ver ontwikkeld dat ze zich zoals in Zuid Oost Azi'e een Honda of Suzuki kunnen permiteren. Auto's genoeg anders, tweedehands Japanners en de taxi's zijn bijna allemaal stokoude Lada's, een overblijfsel van de Derg, de communistische periode. Mengistu de grote 9en officieel democratische) leider is onlangs gestorven maar zijn foto is nog nadrukkelijker aanwezig in het straatbeeld dan die van Ceaucescu destijds in Roemeni'e.

Vooral het nationaal museum was interessant, met in de kelder Lucy en al de andere vondsten van vroege hominiden hier in Kenia. Verder laten de mensen en de stqd een positieve indruk, het eten valt geweldig mee (hun interpretatie van Europees eten dan, ik zal de komende weken i het binnenland nog genoeg aangewezen zijn op lokale kost). Verder valt er nog niet veel te melden, ik ben dan ook nog maar 1 dag onderweg. Morgen naar Bahir Dar bij Lake Tana aan de bronnen van de blauwe Nijl.

Tot schrijfs